Zou je hier weer willen wonen?, vroeg mijn vrouw toen we richting dijk wandelden. We liepen langs een grote besneeuwde herenboerderij met rieten dak, een deel en een schuur. In die deel zag ik in gedachten een tafeltennistafel, of een hele grote racebaan, of een muziekstudio. En ik zag mezelf met Sophie en Gijs een voetbalveld uitzetten op die lap tuin rondom het huis. Tot 's avonds laat barbecuen, met uitzicht op de weilanden en het geluid van vogels en koeien. Met in het achterhoofd het besef dat Nijmegen binnen handbereik is als je je even verveelt.
Elke keer als we wandelen over de dijk komt die vraag weer op: zou ik weer terug willen naar het Land van Maas en Waal? Naar de rust, de ruimte, de rivieren, de gemoedelijkheid? Laatst kwam ik toevallig een bekende tegen op de dijk, een leeftijdgenoot die ook al jaren in de Randstad woont en daar een succesvolle carrière heeft. Hij hééft iets om in te wonen: van zijn vader heeft hij een steenfabriek in de uiterwaarden geërfd met grote lappen grond. Ik vroeg 'm: 'Wat is van jou dan?' 'O, dit allemaal', en hij wees naar bossen, meren, weilanden, een vervallen steenoven, arbeidershuizen... Een grootgrondbezitter! Kom daar maar eens om in de Randstad.
De brede trage rivieren en de populieren van Marsman zijn voor mijn geen gedicht, maar voelen als mijn thuis. Nog steeds, ondanks twintig jaar Leiden. Nog steeds voel ik me ongemakkelijk bij het zingen van de Leidse volksliederen, alsof ze niet van mij zijn. En zing ik het clublied van NEC of het Vierdaagselied uit volle borst mee..
Tegelijkertijd voel ik me, zeker sinds de kinderen er geboren zijn, óók Leidenaar. Sterker nog: een trotse Leidenaar. De secretaresse van ons bedrijf hoorde ik laatst aan de telefoon zeggen: 'Ik voel mij Nederlandse én Marokkaanse.' Je hoeft geen allochtoon te zijn om dat soms fijne, soms lastige gevoel te herkennen. Het Land van Maas en Waal is ver genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten